Waarom het einde van het verpandingsverbod zo belangrijk is

Gepubliceerd op 18/06/2020

Na ruim twee jaar van voorbereiding stuurde Sander Dekker, onze minister voor Rechtsbescherming, begin juni een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer dat een einde moet maken aan het verpandingsverbod. Eindelijk, is onze mening. In dit stuk leggen we u uit waarom het zo belangrijk is – met name voor het midden- en kleinbedrijf – dat er een einde komt aan dit verpandingsverbod.

Wat is het verpandingsverbod?

Met name grote bedrijven nemen in hun algemene voorwaarden en contracten vaak een clausule op die hun (vaak kleinere) leveranciers verbiedt de vorderingen die ontstaan uit de samenwerking te verpanden (of anderszins te vervreemden of bezwaren). Dit doen ze om niet onverwacht geconfronteerd te worden met een onbekende derde die de vordering komt opeisen. Een andere reden kan zijn dat het bedrijf wil voorkomen dat per abuis aan de verkeerde partij betaald wordt.

De pandhouder is vaak niet bevoegd om bij onenigheid over de levering afspraken over korting of kwijting te maken, waardoor de afnemer gesprekken moet voeren met twee partijen in plaats van één. Op zich is daar niets mis mee. We hebben in Nederland tenslotte een verregaande vorm van contractvrijheid, die dit soort onderlinge afspraken mogelijk maakt. Wanneer leverancier en afnemer een gelijke onderhandelingspositie hebben, moet dit ook gewoon kunnen. Wanneer de leverancier een mkb’er is en de afnemer onder het grootbedrijf valt, dan is er van zo’n gelijkheid geen sprake. De mkb-ondernemer is in zo’n geval niet in een positie om een dergelijk verpandingsverbod te weigeren.

De gevolgen van het verpandingsverbod

Een van de gevolgen van het verpandingsverbod is dat de mkb-ondernemer de vordering die ontstaat na levering niet rechtsgeldig kan verpanden aan haar financier. Grootbanken kijken daar vaak niet erg kritisch naar, omdat zij meer leunen op de balanspositie van de kredietnemer en slechts een beperkte dekkingswaarde toekennen aan de debiteurenvorderingen. Gespecialiseerde factormaatschappijen die krediet verlenen tot wel 90% van de vorderingen letten wél nauwlettend op dit soort contractuele beperkingen. Zij zijn vaak niet bereid deze vorderingen te financieren of leggen op zijn minst beperkingen op. Omdat de afnemers die een verpandingsverbod hanteren vaak een relatief groot deel uitmaken van de debiteurenportefeuille kan dit een aanzienlijk lagere financiering tot gevolg hebben.

Bovendien hanteren de grootbedrijven vaak langere betaaltermijnen dan gebruikelijk. Neem Wehkamp, dat naast een verpandingsverbod ook nog betaaltermijnen tot wel 90 dagen na de factuurdatum hanteert. Een voorbeeld dat tijdens de coronacrisis (eenzijdig) door meerdere grote ondernemingen is gevolgd. De betalingstermijn is nu wettelijk geregeld op 60 dagen, maar het kabinet wil dit terugbrengen naar 30 dagen. Lees hier meer over in ons artikel ‘Van 60 naar 30 dagen: ondernemers moeten sneller betaald worden’.

Einde verpandingsverbod: meer financiering voor mkb

Het is duidelijk dat verpandingsverboden vooral ongunstig zijn voor het mkb. MKB-Nederland probeert dan ook al jaren om deze verboden geschrapt te krijgen. Ook de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) strijdt al jaren voor een einde van het verpandingsverbod. Minister Dekker kondigde al in februari 2018 aan dat hij zich daarvoor ging inspannen; tweeënhalf jaar later is er (eindelijk) een wetsvoorstel. Het is te hopen dat Dekker de wet snel door de Tweede en Eerste Kamer weet te loodsen, want een wettelijk verbod op het verpandingsverbod zou de kredietverlening aan het mkb enorm ten goede komen.

De NVB en de koepel van Nederlandse factoringmaatschappijen FAAN schatten dat het mkb bijna 1 miljard euro meer kan lenen als zij hun vorderingen aan banken en andere financiers mogen verpanden. Zeker in de huidige coronacrisis is dit meer dan welkom, zo vindt ook minister Dekker. ‘Juist in deze economisch onzekere tijden is verruiming van kredietmogelijkheden en de liquiditeitspositie van groot belang voor veel mkb-bedrijven’, schrijft Dekkers ministerie van Justitie en Veiligheid aan het parlement.

Kritische kanttekeningen

Overigens is er ook kritiek op de afschaffing. Er zijn geleerden die stellen dat het afschaffen van de verpandingsverboden indruist tegen het recht op contractvrijheid. Verder brengt het bij een eventueel faillissement van de afnemer de banken (als pandhouder) in een sterkere positie dan de overige leveranciers. Daar is ook niet iedereen blij mee.

Desondanks zet Dekker zijn plannen dus door, ook met het oog op de achterstand die Nederland op dit vlak heeft op omringende landen. Zo mogen in bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk ondernemers al veel langer hun vorderingen gebruiken als onderpand voor een krediet. ‘Het is belangrijk dat Nederland volgt, omdat het anders ten koste gaat van onze concurrentiepositie’, vindt de minister.

Benieuwd wat het einde van het verpandingsverbod voor u betekent? Xolv Finance kan uw debiteurenportefeuille via een quick scan controleren op verpandingsverboden en een advies geven over de financierbaarheid. Onze specialisten helpen u graag.

Meer weten? Neem contact op.